(samenvatting, verschenen in Balknoten)
Enkele jaren geleden schreef VNE-lid Dinant Sok voor de Nieuwsbrief van de Nederlandse Kunekune(varken) Vereniging een artikel over inteelt. Dit artikel heeft hij recent aangepast voor de ezelvereniging. Het volledige artikel is helaas veel te uitgebreid voor plaatsing in Balknoten. Daarom treft u op deze plaats slechts een korte samenvatting. Bent u geïnteresseerd in het hele artikel? Stuur dan een e-mail aan dinantsok@hotmail.nl, dan ontvangt u per mail het volledige stuk.
Inteelt betekent, kort gezegd, het aan elkaar paren van verwante dieren. Dit leidt tot ingeteelde nakomelingen, met een inteeltpercentage dat afhankelijk is van de verwantschapsgraad van de ouders. Zo hebben bij voorbeeld een vader en dochter een verwantschapspercentage van 50%; hun nakomelingen hebben een inteeltpercentage van 25%. Voor een broer-zus-combinatie geldt hetzelfde. Neef en nicht hebben een verwantschapspercentage van 12,5%, hun nakomelingen een inteeltpercentage van 6,25%. Inteeltpercentages kunnen ook worden weergegeven in de vorm van een inteeltcoëfficiënt (Engels: COI), oftewel het inteeltpercentage gedeeld door 100. Dus bij voorbeeld een inteeltpercentage van 10% staat gelijk aan een COI van 0,1.
Inteelt heeft vele negatieve effecten, zowel op individuele dieren als op de populatie als geheel. Een ingeteeld dier heeft een vele malen grotere kans op erfelijke aandoeningen. In het volledige artikel wordt uitvoerig uitgelegd waarom. Daarnaast heeft een ingeteeld dier een kortere levensverwachting en een grote kans op verminderde vruchtbaarheid.
De populatie als geheel krijgt door inteelt te maken met verlies aan genetische diversiteit. Dat betekent: minder variatie, minder genetische vooruitgang mogelijk, en minder mogelijkheden tot aanpassing aan veranderde omstandigheden. Een populatie (ras) waarin veel inteelt plaatsvindt wordt zwak en kwetsbaar.
Lijnteelt is een vorm van inteelt die soms gebruikt wordt om gewenste raseigenschappen binnen een teeltlijn te versterken en te verankeren (door het bevorderen van homozygotie – voor uitleg zie het volledige artikel). Lijnteelt heeft echter dezelfde nadelen als andere vormen van inteelt; het is daarom feitelijk onjuist om onderscheid tussen lijnteelt en inteelt te maken.
Interessant om te weten is, dat inteelt niet erfelijk is. Een sterk ingeteeld dier geeft, indien gepaard aan een volledig onverwant dier, nakomelingen met een inteeltpercentage van nul.
De inteeltcoëfficiënt van een dier is dus NIET afhankelijk van de inteeltcoëfficienten van de ouderdieren (en is dus ook niet het gemiddelde daarvan, zoals soms wordt gedacht), maar is volledig afhankelijk van de verwantschapsgraad van de ouders.
Toenemende inteeltpercentages met bijbehorende problemen zijn inherent aan het fokken binnen een gesloten populatie. Het VNE stamboek is, zoals zoveel stamboeken, een bijna volledig gesloten stamboek.
De belangrijkste maatregel om binnen zo’n gesloten populatie inteeltproblemen tegen te gaan, is het gebruikmaken van een online stamboekprogramma dat inzicht geeft in de verwantschapspercentages van combinaties die men overweegt. Daarmee wordt fokkers de gelegenheid geboden verstandige keuzes te maken. De VNE beschikt over een online fokkerijprogramma, maar geeft nog geen inzicht in verwantschaps- en inteeltpercentages. Hieraan wordt naar verluidt wel gewerkt. Bij het introduceren daarvan zal te zijner tijd ook besloten moeten worden hoe ermee wordt omgegaan. Hoeveel generaties zullen worden betrokken bij de berekening van de COI, welke COI wordt als maximaal acceptabel beschouwd, en hoe zal dit worden gehandhaafd?
Zonder aanvullende maatregelen zal het ondanks zo’n online programma niet gelukken om op langere termijn het gemiddelde inteeltpercentage binnen acceptabele grenzen te houden. Dit komt deels doordat de populaties relatief klein zijn, en vooral omdat er in de huidige situatie in alle ezelrassen in Nederland (veel) te weinig vaderdieren (dekhengsten) beschikbaar zijn. Maatregelen waaraan gedacht kan worden zijn de volgende.
Import van dieren uit het buitenland is een belangrijke bron van relatief onverwante genen, maar kostbaar en bovendien op den duur niet afdoende, omdat ook de buitenlandse populatie gesloten en voor een groot deel verwant aan de Nederlandse is.
Het openen van het stamboek is een optie die overwogen kan worden: het toelaten van stamboomloze dieren, gewoonlijk na aankeuring. Vaak wordt tegengeworpen dat dit ten koste zou gaan van de raszuiverheid. Het is echter belangrijk om je te realiseren dat een ras een door mensen gecreëerd iets is, dat de gesloten stamboeken nog maar kort bestaan (meestal nog maar enkele decennia) en dat raszuiverheid dus een zeer relatief begrip is.
Wanneer men gebruik maakt van keuringen dan moet men zich realiseren, dat de rasstandaard een aan smaak en mode onderhevig verschijnsel is. Men moet –in elk geval vanuit het oogpunt van inteeltpreventie- dan ook niet te zwaar tillen aan raskenmerken. Het is voor de populatie gunstig om verschillende types binnen een ras te accepteren en te waarderen. Hoe groter de genetische diversiteit, des te gezonder het ras.
Premies, plaatsingen en kampioenschappen kunnen er gemakkelijk toe leiden dat binnen de toch al te beperkte groep fokdieren (vooral de mannelijke dieren) de meest bekroonde dieren vaker zullen worden ingezet. Dat leidt tot versmalling van de genenpool en meer inteelt. Men zou vaker juist niet voor die kampioen moeten kiezen. Wie uitsluitend met “topdieren” fokt (wat nog steeds door velen als “goed fokkerschap” wordt beschouwd) is bezig een uniform, wellicht fraai maar wel zwak en kwetsbaar ras te creëren.
Het beperken van de inzet van een fokdier (maximaal aantal dekkingen of maximaal aantal nakomelingen) is veelal geen erg populaire maatregel, maar wel te overwegen wanneer inteelt een probleem dreigt te worden. En die dreiging is mijns inziens zeker reëel.
Het verbeteren van de verhouding vaderdieren – moederdieren is van belang, maar niet gemakkelijk. Het houden van een dekhengst is nu eenmaal niet voor iedereen weggelegd. Maatregelen die het houden en inzetten van een dekhengst bemoeilijken zijn vanuit het oogpunt van inteeltpreventie contraproductief.
Ik hoop dat mijn artikel ertoe leidt dat mensen aan het denken gezet worden over de gevaren van het fokken binnen een stamboek en de daarmee onvermijdelijk samenhangende toename van inteeltproblemen. Ik hoop vooral dat dit op termijn zal leiden tot beleidsbeslissingen van de VNE die de genetische diversiteit bevorderen, en niet juist beperken.