Voeding van de mini-ezel

Wanneer je tien ezelkenners vraagt hoe de ideale voeding van de ezel eruit moet zien, krijg je waarschijnlijk tien verschillende antwoorden. Dit stukje is dan ook niet de enige absolute waarheid, maar slechts een richtlijn.

Van belang is dat de voorouders van onze ezels in tamelijk woestijnachtige gebieden leefden en zich daar in leven hielden met behulp van de droge, schaarse, vezelige woestijnvegetatie. Ezels hebben daaraan een zeer efficiënte stofwisseling overgehouden. Ze hebben daardoor behoefte aan een heel structuurrijke (vezelrijke) maar energiearme voeding. Wanneer hun voeding te veel voedingsstoffen zoals eiwitten en suikers bevat, zullen ze snel last krijgen van overgewicht en kwalen zoals hoefbevangenheid.

Ruwvoer is de basis van de voeding voor onze ezels. Daaronder verstaan we stro, hooi en gras. Stro moet liefst onbeperkt, de hele dag door beschikbaar zijn. Gerstestro is het beste, tarwestro is ook goed. Het stro moet wel schoon en niet te oud zijn.

Hooi moet natuurlijk ook schoon zijn, het liefst lang en stengelig, niet stoffig, niet zanderig en zeker niet schimmelig. Hooi kun je het beste verspreid over de dag geven, minimaal twee keer per dag, liever vaker. Het is lastig om precies aan te geven hoeveel hooi je moet voeren; dat varieert met de grootte, conditie en activiteit van je ezeltjes en met de kwaliteit van het hooi. De meeste mini-ezels zullen ongeveer 1 tot 1,5 kg hooi per dag eten. In plaats van de hoeveelheid af te wegen, kun je beter kijken of het hooi vlot opgegeten wordt. Wanneer er hooi blijft liggen, de ezels ermee gaan knoeien of erop gaan mesten, geef je waarschijnlijk te veel.

In de zomer kan het hooi (groten)deels vervangen worden door gras. Gras moet echter gedoseerd worden: ezels hebben de neiging er te veel van te eten en raken dan snel overvoed. Vooral kort, jong gras in het voorjaar kan al snel teveel zijn; lang stengelig gras in de zomer geeft minder problemen. Beperk ’s zomers de oppervlakte die begraasd kan worden en/of de graastijd, of zorg als er te veel gras op je wei staat voor concurrentie, bij voorbeeld schapen. Let ook op de conditie van je ezels: kun je de ribben niet meer voelen, zie je vetophopingen op de romp en de billen en vooral in de nek, dan wordt je ezel te dik. Let op: een te dikke ezel mag niet te snel afvallen; dit moet heel geleidelijk gebeuren. Vraag wanneer je je ezel wilt laten vermageren advies aan een ervaren ezelhouder.

In veel gevallen zal het bovenstaande dieet voldoende zijn. Er kunnen echter, afhankelijk van de kwaliteit van het hooi (en de samenstelling van de grond waarvan het afkomstig is), bij zo’n dieet van alleen ruwvoer tekorten aan mineralen en vitaminen ontstaan. Berucht is de vaak fatale White Muscle Disease, die vooral bij veulens voorkomt en veroorzaakt wordt door tekorten aan Selenium en/of vitamine E in de voeding van de zogende merrie. Echter ook volwassen en niet dragende of zogende ezels kunnen hierdoor getroffen worden.

Tenzij je steeds elke partij hooi laat analyseren, kun je daarom beter maatregelen treffen om mineralen- en vitaminetekorten te voorkomen. Een mineralenliksteen dekt de zoutbehoefte, maar niet de behoefte aan andere mineralen en vitaminen. Geef daarom in elk geval aan drachtige en zogende merries, aan veulens en jaarlingen en aan oude ezels (maar liefst aan alle ezels) dagelijks wat bijvoeding. Die moet arm aan calorieën, maar rijk aan vitaminen en sporenelementen zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden, waarvan je er een of meerdere kunt kiezen:

Dagelijks een kopje ezelmuesli (b.v. Garvo Alfamix)

Dagelijks een stuk Pavo Zomerkoek of Hippostar Mueslikoek

Elke dag een scheutje tarwekiem- of lijnzaadolie over de muesli of de koek.

Voedingssupplementen zoals Pavo Vital Complete, dagelijks 20 gram

Opgroeiende veulens, jaarlingen, zogende merries en oude ezels hebben rijkere voeding nodig, de eerste twee om te kunnen groeien en de laatste twee groepen om hun gewicht op peil te kunnen houden. Het is belangrijk om te “voeren met de ogen” (en de handen). Dus kijken en voelen of de ezel niet te dik of te mager wordt. Wanneer een ezel te mager lijkt te worden, kun je energierijkere bijvoeding geven, bij voorbeeld veulenbrok, merriebrok, of voor de oudjes – zeker als ze gebitsproblemen hebben – seniorenslobber.

En extraatjes? Natuurlijk is een kleine beloning soms fijn. Kies dan bij voorbeeld voor een stukje wortel of een stukje mueslikoek. Appel kan ook, maar met mate: appels bevatten veel suiker. Ezels zijn vaak dol op brood, maar wees daar heel terughoudend mee, het is een dikmaker. En geef zeker geen koekjes, pepermuntjes, suikerklontjes enzovoorts!